Imān wordt geloven genoemd met hart en ziel in de dingen die bekend staan als zijnde van de religie, en om iemands Imān uit te drukken met de tong. De dingen waarin geloofd moet worden zijn onder andere: geloven in het bestaan van Allāh Ta’ālā, Zijn Eenheid, Zijn engelen, Zijn Boeken en Sahīfa (memo’s, pagina’s), Zijn profeten, maar ook onverkort geloven in de hashr en nashr van de volgende wereld, de eeuwige zegeningen in het Paradijs, de eeuwige kwellingen in de Hel, het kraken van de hemel, het verstrooien van de sterren en het in stukken breken van de aarde. Ook geloven dat het verplicht is om vijf keer per dag het gebed van namāz uit te voeren, vasten in de maande Ramadān al-Mubārak, zakāt afdragen en Hajj en bezoek brengen aan de heilige tombe van de Profeet Mohammed ﷺ in Medina Munawwarah.
Tasbīh
Na elk van de vijf keer namāz per dag moet je in stilte het woord Tanzīh (SubhānAllāh) drieëndertig keer, het woord Tahmīd (Alhamdulillāh) drieëndertig keer, het woord Takbīr (Allāhu Akbar) drieëndertig keer opzeggen.
Onze Profeet Mohammed ﷺ zei: “Tussen het Paradijs en de persoon die de Ayat-ul-Kursi na farz namāz reciteert, is er geen obstakel naast de dood.”